Mijn zwarte gloed van duivelse kennis draag ik om mij heen
Doorgrondend pluk ik de vruchten van de bomen en eet ik afgezaagde druppels
De kassen waarin ik mijn navels kweek kreunen onder kleine zuchtjes wind
Als een bidsprinkhaan grijp ik mijn prooi en loop ik op de fonkelingen in de dauw
Wanneer de zwammen mij aanstaren en de stronken zich in woede naar mij buigen
Verander ik in een nevel van kolibri's en vlieg ik weg naar de groene zon